Een historisch schijnsel over de openbare straatverlichting
Een historisch schijnsel over de openbare straatverlichting deweekvantwenterand.nl

Een historisch schijnsel over de openbare straatverlichting

Columns

De weerman toonde op één van die donkere decemberdagen een satellietfoto van West-Europa met wel honderdduizenden oplichtende lampjes. De grootste veroorzaker van lichtvervuiling is de openbare straatverlichting. Op dat plaatje is het dichtbevolkte Nederland de kerstboom van Europa. Het nachtelijk kunstlicht is onontbeerlijk gebleken in onze 24 uurs economie. De openbare straatverlichting heeft door de eeuwen heen in de wereld, in Nederland, zelfs tot in Vriezenveen, zijn eigen geschiedenis geschreven.

In Londen werd in 1417 door burgemeester Sir Henry Barton bevolen, dat in de wintermaanden ”lanthorns” moesten worden opgehangen. In 1505 voerde de stad Amsterdam de verplichting in om na negen uur ’s avonds op straat een lantaarntje mee te dragen. Den Haag was de eerste stad die in de maand december 1570 totaal 33 straatlantaarns liet aanbrengen. In het begin gebruikte men voor de lampen raapolie. Daarna kwamen er petroleum- en gaslampen en uiteindelijk schakelde men over op de gloeilamp. De straatverlichting heeft zich als een lichtgevende deken over nachtelijk Nederland uitgespreid. In mijn jonge jaren (50-60) stonden er nog van die oude, loodzware, gietijzeren lantaarnpalen aan de dorpsstraat. Ze waren nogal dun gezaaid en na enkele uren ging de helft ook nog op het nachtslot.

In de maand september van het jaar 1872 was het in Overijssel erg onrustig. Twentse fabrieksarbeiders eisten een hoger loon. De spanning liep in Vriezenveen nog verder op toen de burgemeester de arbeiders opriep hun eisen te laten vallen. Dat noopte de burgemeester tot de hulpvraag van een klein detachement van 6 Huzaren, voor het handhaven van de openbare orde. Een groep van ca. 300 personen dromde samen bij de burgemeesterswoning en gooide de ruiten in. Zij trotseerden daarbij Huzaren, die het geweld trachtten te beteugelen door de magazijnen van hun karabijnen over de hoofden van de oproerkraaiers heen leeg te schieten. De Commissaris der Provincie Overijssel beval daarna de inkwartiering van 125 militairen in Vriezenveen.

Toen de burgemeester een aantal andere zaken wilde doorvoeren die door het burgerlijk bestuur waren blijven liggen en tevens voorstelde om te komen tot de inrichting van een openbare straatverlichting, kwam er fel verzet vanuit de bevolking. De burgemeester nam zijn voorstel terug nadat hij van de veldwachter had gehoord, dat wanneer het plaatsen en ontsteken van de straatverlichting door zou gaan, de bevolking dan de hele boel kort en klein zou slaan en dat de kapitein het eerste slachtoffer zou zijn. De kapitein wilde echter van geen wijken weten en hij zei de eventuele gevolgen voor zijn rekening te nemen. Op 14 september werden de straatlantaarns geplaatst en ’s avonds ontstoken. Er kwam geen enkele reactie uit de bevolking en alles bleef rustig. Eind oktober verlieten 75 militairen Vriezenveen en eind december de laatste 50. Daarmee kwam er een einde aan de inkwartiering.

De straatverlichting in Vriezenveen brandt al vanaf 1870 en dat doet het vandaag de dag ook nog. Over een lantaarnpaal meer of minder in ’t Vjenne maakt niemand zich nu nog druk.

Gert Pape
Historisch Museum Vriezenveen