Afbeelding
Picasa

Sphagnum Palustre (gewoon veenmos)

Columns

Het meest voorkomende plantje in het veen is veenmos. Het moet er zelfs groeien want zonder veenmos geen veen. Wat weten we eigenlijk van dit plantje. Veenmos is lid van de familie van mossen waarvan er meer dan honderd soorten bestaan. Een grote familie dus. In 1753 kreeg veenmos zijn wetenschappelijke naam. De Zweed Carl Linnaeus noemde het plantje Sphagnum Palustre (gewoon veenmos). Maar voordat het zover was moest hij eerst nog zijn eigen achternaam bedenken anders kon hij niet studeren aan de universiteit van Lund. Zijn achternaam is de vertaling in het latijn van “linde”, de boom die voor zijn geboortehuis stond. Hij legde de basis voor de indeling en naamgeving van het plantenrijk maar later ook van het dierenrijk.

Het bijzondere aan veenmos en mossen in het algemeen is dat ze ontzettend veel water kunnen opnemen in hun vezels wel tot twintig keer hun drooggewicht. Ze groeien het best in een voortdurende vochtige omgeving. Het veen is zo’n ideale omgeving voor dit plantje. Het plantje groeit kluitvormig, zodat het snel grote oppervlakten kan bedekken en het groeit bovenop zijn afgestorven resten. Deze afgestorven resten vormen de turf dat ongeveer één millimeter per jaar groeit. Zonder veenmos geen turf. In de Engbertsdijksvenen vind je lagen tot zeven meter diep. Een rekensom leert al gauw dat het veen daar zevenduizend jaar geleden is ontstaan.

Gewoon veenmos komt zowel op het noordelijk als het zuidelijk halfrond voor. Daar waar de laatste ijstijd zijn sporen achter heeft gelaten kun je dit plantje vinden. Er bestaan ook tropische en subtropische veenmossen. Het beperkt zich dus niet tot het gematigde en poolklimaat.

Veenmos is in staat om andere planten en zelfs bomen te verstikken. Resten van deze bomen worden veenstobben of kienhout genoemd. Door een ingewikkeld biologisch proces verzuurt het veenmos de bodem en in een zuurstof arme omgeving kunnen de zogenaamde veenlijken goed worden bewaard. Het meisje van Yde is een prehistorisch menselijk veenlijk. Dergelijke meisjes zijn in onze regio nooit gevonden. Het kan zijn dat de grond nog te veel zuurstof bevatte maar aannemelijker is dat deze regio in de prehistorie niet bewoond was. In Drenthe had je de hunebedbouwers en tegelijkertijd in Twente de grafheuvelbouwers. Daar tussenin was de wereld woest en ledig.

Het plantje is sterk. Het doorstaat grote temperatuurverschillen en tot op zekere hoogte grote droogteperiodes. De belangrijkste reden dat veenmos het niet overleeft is het afgraven van zijn ondergrond en als gevolg daarvan de regulering van het waterpeil. Het turfsteken is dus de doodssteek voor het veenmos.

Sinds 1983 is in Nederland de vervening verboden. Dat is de redding voor het veenmos maar helaas kunnen we nog niet zonder turf, het product dat dit kleine plantje aanmaakt. Als brandstof hebben we turf niet meer nodig maar turfmolm blijft nog steeds noodzakelijk voor de productie van o.a. potgrond. Tuinders kunnen ondanks experimenten nog steeds niet zonder turfmolm. Er wordt in deze regio nog steeds turfmolm geproduceerd van turf afkomstig uit Litouwen, waar het voorlopig nog “geoogst” mag worden.

De invloed van zo’n klein plantje als het Sphagnum Palustre is in onze regio zeer groot geweest. Het heeft de ontwikkeling van het gebied ten noorden van Almelo al meer dan zeshonderd jaar bepaald. Nog steeds houdt Sphagnum Palustre en het ecosysteem waarvan het deel uitmaakt de gemoederen bezig. Boeren willen minder water en veenmos kan niet zonder en dan hebben we het nog niet eens over de stikstofproblemen gehad. Dat komt later aan de orde.

Alfred Roelofs, vrijwilliger